Van het Wilde Bosch naar blekerij en boomgaarden

We staan aan het begin van de lentewandeling, op het laatste stuk van het eeuwenoude Bospad. Heeft u zich wel eens afgevraagd waarom het woord ‘bos’ zo vaak opduikt hier in dit stadje in de polder? En is het eigenlijk het pad door het Grote Bos of het Grote Pad door een bos? Wist u dat veel oudere mensen het park nog altijd ‘het bos’ noemen? Dat is niet verwonderlijk als je bedenkt dat het park pas na 1978 toegankelijk werd voor het publiek. Voor die tijd was het voor de helft weideland (Hofland) en de andere helft was privé boomgaard. Het bewandelen van het Bospad was een zondags uitje, maar een park waar je kon recreëren, dat was er niet. Op de foto hieronder is het Hofland al bebouwd en het deel direct grenzend aan het Bospad is park geworden.

Maar het Bospad heette al heel lang geleden ook al zo. Al in 1544 werd het genoemd als ‘de omweg buiten de poorten’ en in 1599 als ‘de ommeloop van het bos’. In ongeveer 1560 schilderde Jakob van Deventer voor de koning van Spanje de plattegrond van de stad, waarop het Bospad zeer goed te zien is. Deze kaart staat bekend als zeer gedetailleerd en historisch juist. In 1832 werd het pad geregistreerd als ‘cingel / het regt van bepoting als bosch’. 1 Montfoort, geschiedenis en architectuur, Fred Gaasbeek, Charles Noordam, eindredactie Roland Blijdenstijn, 1992, pagina 59

Van het ‘Wilde Bosch’ is sprake rond 1650, in een populair geschiedenisboek uit 1771, genaamd ‘Kabinet van Nederlandsche en Kleefsche Oudheden’. Het boek beschrijft hoe het Wilde Bosch vol stond met Elzen, Essen, ‘Willigen ende Eyckenboomen’. Het lijkt er dus op dat het Bospad om de grachten en het bos op de kasteelgronden liep. Wellicht werd het ‘wild’ genoemd omdat er na de laatste jaren van de familie de Rover en het tijdperk van de familie Merode een nieuwe visie kwam op dit bos. Een visie aangestuurd vanuit de Staten van Utrecht na de overwinning op de Spanjaarden. Mogelijk stonden al die bomen een goed uitzicht op een naderende vijand in de weg en hadden de jaren van financiële problemen het bos verder laten verwilderen. Dit is een interessante theorie die verder onderzocht zou kunnen worden. Zeker is dat Dirck van Erckel, de rentmeester van de kasteelgronden, in 1650 moest beloven dat hij al die bomen zou ‘uytroeyen’. De staten van Utrecht, de nieuwe eigenaren van Montfoort, wilden er fruitbomen voor in de plaats 2 https://play.google.com/books/reader?id=UuZMAAAAMAAJ&pg=GBS.PA16 . Het is al met al niet verwonderlijk dat er twee boomgaarden kwamen met de namen ‘Boschhof’ en ‘Kromme Bosch-hof’. Maar daarover later meer.


We staan hier op het punt waar het Bospad de hoek omgaat richting de molen. Aan de ene kant de boomgaard, aan de andere De Bleek en de Benedenkerkweg. De Bleek was het veld waar de bleker zijn was liet drogen. Zodra het weer het toeliet gingen de lakens naar buiten.

De foto is van 1907. Er was hier eeuwenlang een wasserij/blekerij gevestigd, vanaf het midden van de 16e eeuw tot 1924. 3 https://archief.rhcrijnstreek.nl/resultaten.php?nav_id=1-0&groep_id=19238956 Op de beroemde plattegrond van Jakob van Deventer is de blekerij ook heel goed te zien. Het pand op de foto hierboven, met dank aan de site van de RHC 4 www.https://archief.rhcrijnstreek.nl/resultaten.php?nav_id=1-0&groep_id=19238956 werd in 1932 gesloopt. De laatste bleker heette Nicolaas van Blokland. Hij zag zich mogelijk gedwongen te stoppen omdat het water in de gracht, waar hij van afhankelijk was, steeds verder werd gedempt. Het vergt nu wat fantasie, maar de gracht liep rondom Montfoort. Bij de molen ging het water verder de hoek om waar het de Voorgracht werd en van daar naar de Hollandse IJssel. In 1924 stortte de gemeente de gracht voor de molen vol (grotendeels met stadsafval, tot afgrijzen van velen) en vervolgens werd in 1932 de nieuwe weg aangelegd (zie hoofdstuk winter).


Na de Tweede Wereldoorlog was het stadsbestuur vastberaden om ook de molen te slopen. Er was onvoldoende geld voor het behoud.

De molen bleef behouden, werd eerst (1953) een woonhuis en is nu weer in volle glorie in bedrijf. Dat vooruitgang en sloop mensen ook pijn doen, bleek wel toen de VVV in 1956 een bord plaatste aan de overkant van de nieuwe weg. Een bord vol weemoed en nostalgie:

Hier, op de plek waar ooit dit bord stond, slaan wij rechtsaf de boomgaard in. Het is ongelofelijk dat hier nog altijd een boomgaard is, al sinds het midden van de 16e eeuw. En dat midden in dit stadje in het steeds drukkere Groene Hart. Bijna iedere boomsoort hier heeft een eigen verhaal. Het park heeft een grote variëteit aan soorten appels en peren. Het is van belang dat we aandacht houden en al die soorten koesteren, want dit is hoe de natuur werkt. Er zijn soorten met een beurtjaar, die slaan een jaartje over. Er zijn soorten met een onregelmatige vruchtbaarheid en soorten die zich niet laten bewaren. De Yellow, traditioneel het eerste rijp in eind juli, is een perfecte moesappel. De Zoete Aagt is een streekeigen droogappel. Dankzij dit gedroogde vruchtvlees hadden mensen in de winter ook te eten. De Juttepeer, al bekend sinds in de Middeleeuwen, blijft slechts twee dagen goed. Alle drie soorten die je niet meer in de winkel vindt, net als de Dikkop appel. Dat is slecht te verklaren want de Dikkop is een sterk ras. De aandacht voor variëteit maakte plaats voor de kapitalisering van de appel. In 2018 importeerde Nederland voor 262 miljoen euro aan appels, uit Chili, Nieuw-Zeeland en EU landen. Voor ongeveer hetzelfde bedrag werden Nederlandse appels geëxporteerd. Je zou het waanzin kunnen noemen, wandelen door dit park vol onbespoten fruit, naar de supermarkt voor je plastic zak met appels uit Chili.



Rechts naast het pad, tegen de Paddenpoel, staat een appelboom met een bijzondere geschiedenis. Het is de Bramley appel, de zuurste appel die er is. Zelfs voor appeltaart is hij zuur, maar hij is perfect voor appelbeignets. De oermoeder van alle Bramley bomen staat in Engeland en werd daar in 1809 gezaaid door een meisje dat Mary Ann heette. Haar boompje gaf uitzonderlijk zure en goede appels. Bijna een eeuw later, in 1900 waaide de boom om maar uit de omgevallen stam groeide opnieuw een boom omhoog. Wetenschappers kloonden twaalf bomen uit dit origineel, zodat zij als een soort apostelen dit zure ras overeind houden.
Dat er geld te verdienen valt met fruit wist de Montfoortse notaris Warning lang geleden ook al. Hij regelde niet alleen erfenissen en de overdracht van huizen, maar verkocht ook jaarlijks ‘de boomvruchten’ . Op 3 augustus 1929 laat hij een advertentie in de toenmalige krant ‘Het Centrum’ opnemen:

In de advertentie ‘huwelijk’ direct eronder zoekt een ‘niet onbemiddelde zakenman’ van onduidelijke leeftijd een meisje van omstreeks 25. Met portret erbij zal hij op eerewoord terugschrijven. Andere tijden…. We gaan terug naar onze notaris Warning, die in Montfoort werkte van 1927 tot en met 1955. Hij regelde de verkoop van het fruit voor de familie de Gelder, die de grond toen in eigendom had. De Oomskindpeertjes, de Kroosjes, de Brede Roode, de Zoete Aagt, de Bramley’s, wie weet welke rassen hij verkocht daar in hotel Kerkdijk. Volgens Montfoortenaren die hem nog hebben gekend was Warning ‘een kleine man met een groot kerkboek’. In de toen gloednieuwe kerk hield hij er met dit boek in de hand speciale regels op na. Zo ging hij tijdens de mis regelmatig staan, waar de rest van de mensen bleef zitten. Op zaterdag ging hij naar zijn boomgaard, waar hij thee dronk in het huisje van de familie. Meer over dat huisje in het volgende hoofdstuk!